Onderzoek welke planten en dieren in de omgeving waarvoor u graag een voedselweb te trekken zijn . Bijvoorbeeld , zou u een bosrijke omgeving met bomen , noten , gras , insecten , konijnen , muizen , herten , vogels, slangen , vossen , adelaars en wolven te selecteren. Kopen van 2
Lijst wat elk dier in de milieu eet . Bijvoorbeeld , muizen eet zaden en wolven eten muizen , konijnen , herten en vossen .
3
Trek vier horizontale lijnen over uw stuk papier. Dit verdeelt het voedselweb in vijf trofische niveaus . Paar omgevingen bevatten meer trofische niveau dan dit .
4
Teken elk van de planten in de bodem strook van uw stuk papier. Dit zijn de primaire producenten . In dit voorbeeld zou u de bomen en het gras daar te tekenen . Sommige dieren eten alleen sommige delen van de bomen , zoals de noten , zaden of schors, maar omdat deze zijn allemaal afkomstig van de boom die u niet nodig om ze los te trekken .
5
Teken de primaire consumenten in een strook boven de onderste . Dit zijn de herbivoren of dieren die alleen planten eten . In dit geval zou je tekenen insecten , herten , muizen en konijnen .
6
Teken de secundaire consumenten in de volgende strip omhoog . Deze strook omvat omnivoren en sommige carnivoren . Bijvoorbeeld vogels zijn alleseters , omdat ze eten insecten en zaden , zodat ze gaan in deze strip . Slangen hier gaan ook omdat ze zijn carnivoren die muizen eet .
7
Teken tertiaire consumenten in de volgende paragraaf . Deze dieren eten secundaire consumenten , en mogelijk primaire consumenten. De vos gaat hier omdat het konijnen en vogels eet .
8
Teken quaternaire consumenten in het bovenste gedeelte . In dit voedselweb , de wolf en de adelaar zijn uw quaternaire consumenten . De wolf eet muizen , konijnen , vossen en herten . De adelaar eet slangen , muizen , konijnen en vossen .